NL-SfB is zoveel meer dan Tabel 1

11 / 04 / 2024

Maar waar dienen de NL-SfB tabellen eigenlijk voor? Wat was ooit het doel van tabel 0, 2 3 en 4? Mark Maas, voorzitter van de NL-SfB expertcommissie, zet het voor u uiteen.

De NL-SfB standaard speelt een belangrijke rol in de bouwsector door een heldere structuur te bieden voor het classificeren van bouwelementen en werkprocessen. De standaard creëert een gemeenschappelijke taal, zodat iedereen, van architect tot uitvoerder, in een bouwproject precies weet wat bedoeld wordt met elke code en classificatie.

Als we binnen de bouw praten over de NL-SfB codering, dan gaat het in feite over de elementenmethode 1991. Deze is opgenomen in tabel 1 van de NL-SfB tabellen. Maar NL-SfB bestaat uit 5 tabellen, te weten tabel 0 tot en met tabel 4. Tabel 1 kennen de meesten van ons, dit is de viercijferige codering die we gebruiken om elementen te classificeren.

Maar waar dienen die andere tabellen eigenlijk voor? Wat was ooit het doel van tabel 0, 2 3 en 4? Mark Maas, voorzitter van de NL-SfB expertcommissie, zet het voor u uiteen.

Tabel 0

De eerste tabel bevat coderingen die het gebouw omschrijven. Dit gaat tot op ruimte niveau. Zo is hoofdstuk 6 gereserveerd voor Religieuze voorzieningen en hoofdstuk 4 voor gezondheid en sociale voorzieningen. Duik je dieper in zo’n hoofdstuk dan worden zaken verder uitgesplitst met twee cijfers. Zo staat het getal 41 staat voor ziekenhuizen en code 66 voor kloosters. Daar weer onder geschaard tref je met vier cijfers verschillende afdelingen of de ruimtes aan. Het nummer 4171 staat bijvoorbeeld voor de afdeling diagnose binnen een ziekenhuis. En het nummer 4177 voor de afdeling chemotherapie. Dat kan belangrijke informatie zijn voor bepaalde elementen. Een deur naar bezoekerstoilet heeft wellicht andere eisen dan een deur naar de afdeling chemotherapie. Dat is met tabel 0 dus prima te ondervangen.

Tabel 1

Deze tabel kennen we en is aan de NL-SfB tabellen toegevoegd als de elementen methode 1991 in tabel 1. Deze tabel behoeft verder geen uitleg. Het wordt door velen in de branche gebruikt en soms ook misbruikt. Het is onze bekende codering bestaande uit twee of vier cijfers. De oude garde in onze branche denkt bij het nummer 21 aan buitenwanden en niet zozeer aan Adele.

Tabel 2

Tabel 2 is eigenlijk een hele interessante tabel. Met deze tabel vertel je iets over de constructiemethode. Ofwel, hoe iets gemaakt dient te worden. Voor de aanduiding van de constructie methoden worden de hoofdletters van het alfabet gebruikt. Zo staat de hoofdletter E voor beton, hoofdletter F voor metselwerk en bijvoorbeeld hoofdletter G voor prefab onderdelen. Deze tabel zouden we als branche nog eens kritisch onder de loep moeten nemen. Om het bijvoorbeeld mogelijk te maken om een breedplaatvloer te kunnen onderscheiden van een kanaalplaatvloer. Een breedplaatvloer bestaat uit twee verschillende constructie methoden, namelijk prefab elementen gecombineerd met een gestorte constructieve laag. Daar moet wellicht een aparte code voor bedacht worden. Tabel 2 komt op veel vlakken overeen met de STABU systematiek. Het is dus ook een goede mogelijkheid om op deze positie een koppeling te maken met de STABU codering.

Tabel 3

Ook tabel 3 is erg interessant. Hierin worden de bouwmaterialen gedefinieerd. Om de materialen te groeperen worden de kleine letters van het alfabet gebruikt in combinatie met cijfers. Zo staat f1 voor kalkzandsteen en i2 voor naaldhout en h4 voor aluminium. Ook deze tabel kan wellicht een update gebruiken. Maar het is ideaal om materialen los te coderen. Nu proberen we dit vaak op te lossen door tabel 1 uit te breiden naar 6 of zelfs 8 cijfers. In de paar honderd verschillende lijsten die nu in omloop zijn zie je veelal de materialen Beton, hout, kunststof en aluminium op verschillende plaatsen terug komen. 21.21.01 voor een constructieve betonnen wand bijvoorbeeld of 31.30.11 voor een aluminium draaiende buitendeur. Met dit soort (veelgebruikte!) coderingen maakt men een hybride van tabel 1 met tabel 3.

Tabel 4

Met deze laatste tabel kunnen zaken vastgelegd worden die gaan over activiteiten, kenmerken en de eigenschappen van een bouwelement. Deze lijst is erg uitgebreid en de codering bestaat uit een combinatie van hoofletter en cijfers. In sommige gevallen worden er ook nog kleine letters toegevoegd. De hoofdletters worden gebruikt voor een grove opsplitsing. De letters A t/ D worden gebruikt voor de activiteiten en de hulpmiddelen, de letters E t/m H voor de kenmerken en eigenschappen van het bouwelement. De prestaties worden gegroepeerd met de letters I t/m T. Overige eisen, randvoorwaarden en zaken die iets zeggen over de doorontwikkeling worden vastgelegd met de letters U t/m Z. Verfijning binnen een hoofdletter gebeurd met de cijfers 1 t/m 9.

Deze tabel is het moeilijkst te bevatten. Je moet het zien als een code die ergens anders verder verklaard dient te worden. De code D3 verwacht een uitleg die iets vertelt over het transport van het bouwelement. Een F7 codering gaat over het toegepaste maatvoeringsysteem. En J6 geeft bijvoorbeeld aan dat er prestaties zijn omschreven omtrent trillingen. Je kunt meerdere codes combineren en dan wordt het als snel complex. De code E3 vertelt ons dat iets buiten de bouwplaats geproduceerd wordt. De Code E4 vertelt vervolgens hoe de productie op de bouw plaats gaat vinden. Bijvoorbeeld monteren of in het werk storten. Een bordes kan dan de code (E2/E3) meekrijgen. E2 kan dan gedefinieerd worden als “Geprefabriceerd” en E3 als “plaatsen met behulp van kraan”.

Met deze tabel kun je dus heel specifiek zaken vast gaan leggen. Of de huidige opsomming nu wel of niet afdoende is, het idee erachter is wel sterk. Hou de codering die gaat over eisen, activiteiten en of overige kenmerken los van de codering van de functionele onderdelen.

Samenvattend

Voor de weergave is er ooit een NL-SfB classificatiestempel bedacht. In dat stempel vul je dan de codes in die zijn opgezocht in de tabellen. Hierbij worden de letters en cijfers uit de tabellen 2 en 3 samengevoegd tot één code. De waarden uit de tabellen 1 en 4 staan tussen haakjes.

Je kunt dus codes maken die eruit zien als volgt:

Vertaald naar een Revit codering zou het bijvoorbeeld kunnen worden: 81_21_Fg2_J6

We hebben het dan over een buitenwand (21) van metselwerk (F) in een seriematig woningbouw project (81). De gebruikte stenen zijn gemaakt van gebakken klei (g2). Er dienen maatregelen getroffen te worden tegen trillingen (J6).

Conclusie

De NL-SfB elementenmethode is een verouderde complexe systematiek die bedacht is ruim voor het BIM tijdperk. Deze systematiek is echter nooit gebruikt zoals het ooit bedoeld was. Waarschijnlijk omdat men het te complex vond of het domweg niet begreep. Het loont nu dus wel de moeite om nog kritisch deze systematiek onder de loep te gaan nemen. Hoe kunnen we deze elementenmethode geschikt maken voor nu en de toekomst?

De NL-SfB systematiek is tevens bedoeld om te classificeren en niet om te specificeren. Classificeren betekent groeperen op hoofdkenmerken terwijl specificeren verder gaat zodat zaken eigenlijk al product specifiek worden. Als je tot op product niveau wilt specificeren dan is het beter om naar de Etim codering te gaan kijken. Er is nu, vanwege inkoop doeleinden, wel de behoefte om meer te gaan specificeren. Maar niet zodanig specifiek dat het al product specifiek is. Dat moet kunnen met de tabellen 0 t/m 4 van de NL-SfB elementenmethode.

Kortom, het herontwerpen van de kolommen 0, 2, 3 en vier lijkt me waardevoller dan het eindeloos blijven uitbreiden van uitsluitend tabel 1.

Delen