Allemaal dezelfde taal
Dialecten zijn mooi, maar niet binnen de bouw. Tenminste, niet als het gaat om het delen van data. Dat kan het beste in één en dezelfde taal, leggen Mark Maas van TBI en Erik van ‘t Hof van het Rijksvastgoedbedrijf uit.
Erik van ‘t Hof is sectiehoofd Techniek & Kwaliteit binnen de directie Vastgoedbeheer bij het Rijksvastgoedbedrijf. Samen met zijn collega’s volgt hij de ontwikkelingen in de bouwsector en zorgt ervoor dat die binnen het Rijksvastgoedbedrijf toegepast worden. Daarnaast is Van ‘t Hof bestuurslid bij STABU, zit hij in de Raad van Toezicht van ISSO en is hij bij het BIM Loket voorzitter van de beheercommissie NL/SfB. Mark Maas is een man van de praktijk. Jaren geleden verdiepte hij zich als bouwkundige met een eigen bedrijf in BIM. Het interesseerde hem en hij kreeg steeds vaker vragen over BIM; eerst over modelleren, tegenwoordig vooral over de mogelijkheden van data. Zo ontstond zijn interesse voor standaardiseren en classificeren en werd hij consultant bij TBI. De twee mannen ontmoetten elkaar bij een gebruikersbijeenkomst van de NL/ SfB en daar bleken zij in ieder geval dezelfde taal te spreken.
Samen
‘Hoe kunnen we in de bouwketen bestaande standaarden gebruiken en verbeteren?’ Dat is de centrale vraag voor de beheercommissie NL/SfB die Van ‘t Hof en Maas samen met anderen proberen te beantwoorden. De verschillende achtergronden komen daarbij goed van pas. Van ‘t Hof: “Mark geeft in een notendop de behoefte van de markt weer, namelijk het organiseren van de informatiestroom. De STABU-systematiek werkt altijd opgedeeld in werksoorten: werk voor de schilder, werk voor de aannemer enzovoorts. Je merkt dat de technische wereld juist behoefte heeft aan identificeren van de kleinere deeltjes die in de STABU-systematiek zitten; De STABU-systematiek moet dus ook geschikt gemaakt worden voor het identificeren met NL/SfB.” Maas: “Juist onze verschillen zijn hierin belangrijk. Erik kijkt hoog over en ik kom uit de praktijk. Samen probeer je dan een oplossing te vinden.” De factor mens speelt bij het vaststellen van één taal een belangrijke rol, herkennen beiden. Maas: “Techneuten en architecten zijn eigenwijs, hun manier is het beste. Gelukkig gaan steeds meer bedrijven inzien dat ze wat met data moeten, maar er mist een gemeenschappelijke basis of protocol. Je hoort te vaak: ‘wij doen nog niets tot er een protocol is’. Als je een classificatie zoals de NL/ SfB wil verbeteren, is het erg belangrijk dat we goed luisteren naar alle meningen.”
Wat is NL/SfB?
De NL/SfB is een code om bouw- en installatiedelen mee te classificeren en bedoeld voor het gebruik tijdens het ontwerpen, realiseren en beheren van bouwprojecten. De methode, die al 75 jaar oud is, wordt gebruikt om objecten en lagen te ordenen in CAD-systemen, om informatie van leveranciers van bouwproducten inzichtelijk te maken, in de NEN 2699 om kostengegevens op een overzichtelijke wijze te kunnen groeperen en in de NEN 2767 voor conditiebepaling van bouwdelen. Door de expertcommissie van de NL/SfB wordt continu gewerkt aan de actualisatie van de classificatie. Tot op heden wordt de classificatie als Excellijst beschikbaar gesteld via het BIM Loket en later dit jaar komt een koppeling meter een NL/SfB-database beschikbaar waar met OWL en met behulp van een REST API de NL/SfB classificatie gebruikt kan worden. De beheercommissie heeft in haar jaarplan ook nog een koppeling met ETIM staan om aan gebruikerswensen tegemoet te komen.
Geen Excel meer
Van ‘t Hof: “Er zijn gelukkig al heel veel bedrijven die werken met BIM. Echter, de meeste bedrijven doen dat vooral in de projectfase en ieder op zijn eigen manier.” Dat betekent dus dat het Rijksvastgoedbedrijf en andere opdrachtgevers vele verschillende modellen ontvangen die ze niet kunnen beheren. Op alle vlakken is het dus van belang dat dezelfde open standaarden worden gebruiken. Van ‘t Hof: “Waar ik mij ook erg over heb verbaasd, is dat de NL/SfB momenteel nog als Excellijst wordt verspreid. Hoe is het mogelijk terwijl we tegelijkertijd over digitalisering praten? Daar hebben we werk van gemaakt: er is een versnellingsproject ingediend bij DigidealGo en dat is goedgekeurd. We gaan de komende periode dus een beheerde database bouwen met de laatste versie van de NL/SfB erin. Daarmee werken we dus aan één waarheid van de NL/SfB en dat helpt om dialecten de wereld uit te werken.” Maas: “Excel en Word zijn prima oplossingen voor één individu, maar je kunt al die verschillende oplossingen niet zomaar samenvoegen tot één logisch geheel.”
Problemen
Binnen zijn werk bij TBI ziet Maas dezelfde uitdagingen. “TBI bestaat uit verschillende bedrijven, waar op verschillende manieren gewerkt wordt. Toch willen we graag al deze data met elkaar koppelen zodat deze data als één geheel bestudeerd en bevraagd kan worden. Met de meeste BIM-modellen gaat dit lastig omdat het veelal gesloten bestandsformaten betreft. Dus dan moet je die data, die opgesloten zit in BIMmodellen, zien te ontsluiten. Daarnaast zul je ervoor moeten zorgen dat die data in de modellen consistent is opgebouwd.” Om dat te bereiken zijn dus eenduidige afspraken en goede standaarden nodig. “Gelukkig werken we binnen TBI met één en dezelfde NL/SfB codering. Deze wijkt echter wel af van het bronbestand. Er zijn dus aanvullingen gedaan op de bestaande bronlijst. Simpelweg omdat we meer wilden doen met de NL/SfB codering dan wat er mogelijk was. Zo heeft elke bouwer haar eigen mutaties doorgevoerd en zijn uiteindelijk al die verschillende dialecten ontstaan.” Voor het Rijksvastgoedbedrijf zijn de voordelen van één taal ook duidelijk: iedereen moet precies dezelfde codes hanteren, anders gaat het fout in het digitaal verkeer. Van ‘t Hof: “We moeten dus die dialecten opheffen, maar ook zorgen dat de lijst actueel is. Bijvoorbeeld in de installatietechniek zijn door innovaties de nodige nieuwe bouwdelen ontstaan, zoals WKO’s (warmte koude opslag), warmtepompen, zonnepanelen en ook in de meet- en regeltechniek komen er veel zaken bij. Daarvoor is december 2019 een update van de NL/SfB gepubliceerd.”
Van grof naar fijn
Maas: “In het BIM-proces werk je van grof naar fijn. In het begin doe je aannames en maakt je nog geen keuzes voor een specifiek product of leverancier. Naarmate je verder komt in het proces worden dingen duidelijker en ga je keuzes maken. Er komen leveranciers in beeld en deze komen met meer gedetailleerdere informatie. Veelal zit hier in het BIM-proces nog een harde knip: het oude model gaat in de prullenbak en er wordt een volledig nieuw model opgebouwd. Dat moet anders, denken wij. Ook tenders staan een soepel lopend BIM-proces in de weg: Zo heeft een architect bijvoorbeeld geen idee wie zijn ontwerp zal gaan bouwen. Anticiperen op bepaalde voorkeuren van de bouwers is zo niet mogelijk. Een bouwteamconstructie past wat dat betreft veel beter bij een BIMproces, daar zit je met alle betrokkenen in een vroeg stadium met elkaar om de tafel en komen vragen aan bod zoals: wat heb jij nodig om jouw werk goed te doen? En wanneer heb je deze informatie nodig? De markt is verder erg gefragmenteerd, ieder schermt zijn eigen deeltje af. Ook dit vraagt om anders te gaan denken en om meer kennis met elkaar te gaan delen. Dat vinden veel partijen nog erg spannend. Toch zie je dat dit langzaamaan meer en meer gebeuren. Ook aan de opdrachtgeverskant moet nog veel veranderen. Nog te vaak roept een opdrachtgever alleen: ‘voldoe aan alle eisen’. Maar opdrachtgevers moeten dan ook de kennis en vaardigheid in huis hebben om de bedrijven hierbij te kunnen helpen en te ondersteunen.”
Droom
Maas: “Mijn persoonlijke droom is dat je al heel vroeg weet wat er wel en niet kan, zodat je op basis van beschikbare data eerder keuzes kunt maken. Nu kom je er soms veel te laat achter dat bijvoorbeeld de levertijden van een bepaald product te lang zijn, het product te duur is of dat het product niet voldoet aan de specificaties. Eigenlijk zou je al deze cruciale informatie direct in het begin van je ontwerpproces beschikbaar willen hebben. Dat kan als je zoekt op basis van de NL/ SfB codering en vervolgens een overzicht krijgt van alle mogelijke leveranciers inclusief de informatie over hun voorraden, productiecapaciteit en prijzen. Dat je dus uitsluit dat er zich grote wijzigingen gaan voordoen omdat later blijkt dat iets te duur of niet leverbaar is. Dat soort verstoringen in het engineeringsproces zorgen nu voor onnodige veel faalkosten.” Van ‘t Hof: “Dit is echt een gedeelde droom, dat geeft ook energie om er samen aan te werken.” Maas beaamt dit: “Al met al is het een hoopvol proces dat veel energie geeft.”
Classificeren versus specificeren
Mark Maas: “Je hebt classificeren, een ander woord voor deelverzamelingen maken, en je hebt specificeren, wat inhoudt dat je juist alles uniek wilt maken. Dat is een wereld van verschil. NL/SfB classificeert en maakt dus deelverzamelingen waarmee je dus informatie kunt sorteren of filteren. Bijvoorbeeld de deelverzameling ‘buitenkozijnen’. Heel veel mensen willen echter ook nog elk kozijn apart kunnen identificeren in die deelverzameling buitenkozijnen. Op zo’n moment ben je dus aan het specificeren en daar is de NL/SfB niet voor bedoeld. Een andere behoefte is om ook op basis van materiaaleigenschappen een deelverzameling binnen een andere deelverzameling te kunnen maken. Bijvoorbeeld alle kunststof kozijnen binnen de deelverzameling ‘buitenkozijnen’. Op zich kan dat met de NL/SfB classificering door gebruik te maken van Tabel 3. Maar deze wordt maar weinig gebruikt. Men probeert dit probleem op te lossen door mutaties te doen in Tabel 1. Samen met de branche zouden we graag naar een geschikte oplossing zoeken voor dit probleem.”
Dit artikel is verschenen in De Keten van september 2020.
Nieuwe deelnemers
Volg ons op LinkedIn
Word lid van onze groeiende community voor bedrijven in de Bouw en Techniek.